Historische onderwerpen
DE 16 FORTEN VAN DE VERSTERKTE POSITIE VAN LUIK (VPL)
De VPL is een verdedigingsgordel rond Luik bestaande uit 16 zware betonnen en gedeeltelijk ingegraven forten, die elkaar bescherming boden dankzij hun weldoordachte ligging tegenover elkaar, maar ook de stad Luik in hun midden en haar hoofdbruggen.
Het heroïsche verzet van de Belgische troepen op deze posities aan het begin van de oorlog van 14-18 (van 4 tot 16 augustus 1914) speelde een beslissende rol aan het begin van het conflict. Het gaf de Franse troepen immers de kans zich te organiseren terwijl de forten zwaar klappen te verduren kregen door de eerste schoten van de Dikke Bertha. Ter nagedachtenis aan dit wapenfeit was Luik de eerste stad buiten Frankrijk die het Franse Legioen van Eer ontving. Bovendien kreeg ze als blijk van deze moed het genoegen om een uniek symbool te huisvesten: het Monument voor de Intergeallieerden. Tijdens de Tweede Wereldoorlog zette deze verdedigingsgordel zijn missie voort en werd deze versterkt door 4 nieuwe forten.
Als eerbetoon hernoemde Parijs ten slotte de “Weense koffie”, die aan de vijand deed denken, tot “Luikse koffie”, een drank die alom gekend is en overal op de terrasjes van de Vurige Stede gedronken wordt.
Veel schrijvers namen deel aan de Grote Oorlog (en velen onder hen werden gedood tijdens de gevechten), waaronder Alain-Fournier, Jean Giono, Charles Peguy, Maurice Genevoix en Louis Pergaud aan de Franse zijde, maar ook Edlef Köppen, Ernst Jünger en Gottfried Benn aan de Duitse zijde of de Engelse dichter Wilfred Owen aan de Britse kant.
Verschillende herdenkingssites zijn aan hen gewijd in de streek rond Verdun, in de buurt van het dorp Saint-Rémy-la-Calonne en op de bergkam van Les Éparges. In Rossignol is het de schrijver Psichari, een vriend van Peguy en de zoon van de oprichter van de Franse Liga voor Mensenrechten en vurige verdediger van Dreyfus, die sterft tijdens de Slag der Grenzen.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog was België een van de belangrijkste knooppunten voor militaire inlichtingen die beslissend zouden zijn en het schouwspel van talrijke spionageoperaties.
Het clandestiene netwerk van la Dame Blanche werd opgericht in 1916 door enkele Luikenaars, waaronder een jezuïet van het Collège St-Servais (Père Desonay) en twee ingenieurs (Walthère Dewé en Herman Chauvin). Ook commissaris Neujean sloot zich al snel bij hen aan en het netwerk telde aan het einde van de oorlog bijna 1.000 agenten.
Dit sterk georganiseerde netwerk omvatte ook heel wat vrouwen: 30% en sommigen van hen namen grote verantwoordelijkheden op zich, zoals de briljante Marie Delcourt, die later professor aan de universiteit in Luik en een activiste in de Volkenbond werd. Het verspreidde zich over de grondgebieden van België, Noord-Frankrijk en het Groothertogdom Luxemburg.
Dit netwerk was bijzonder efficiënt en bezorgde de geheime diensten van het Britse War Office bijna driekwart van de relevante informatie over deze gebieden. Onder de 128 bestuursleden van de Raad die het netwerk runden, bevonden zich 50 vrouwen. Marie Delcourt was verzetsstrijdster van het eerste uur en ontving voor deze toewijding het kruis van officier van het Britse rijk. Vanaf de jaren 1930 ijverde ze voor het stemrecht van vrouwen en gelijkheid op het werk.
In het Franse koloniale rijk werden vanaf 1857 soldatenkorpsen gevormd. De Senegalese schuttersregimenten omvatten met name infanteristen uit alle Franse kolonies in Afrika bezuiden de Sahara en Noord-Afrika.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog vochten bijna 200.000 “Senegalezen” uit Frans-West-Afrika (AOF) onder de Franse vlag, waaronder meer dan 135.000 in Europa tijdens de Slag om de IJzer, in Verdun, aan de Somme (1916) en in Aisne (1917). Ongeveer 15% van hen, zo’n 30.000 soldaten, lieten er het leven en velen keerden gewond of gehandicapt terug.
Tegenover het ossuarium van Douaumont, een monument dat opgericht werd ter nagedachtenis van de strijders van de slag om Verdun van 1916, ligt de necropolis van Douaumont met 16.142 graven van Franse soldaten. Daarbij ligt een vierkant met 592 steles van moslimsoldaten, waarbij een monument in islamitische stijl werd geplaatst ter nagedachtenis van deze strijders.
In het westen van het kerkhof staat een ander monument versierd met de Stenen Tafelen gewijd aan de soldaten van het Joodse geloof.
De versterkte site van Verdun vormde een geheel van vestingwerken afkomstig uit de middeleeuwen en werd tussen 1874 en 1914 volledig gemoderniseerd na de Frans-Duitse oorlog van 1870. Het bestond uit twee krachtige gordels van gewapende forten en schuilplaatsen rond de stad en de citadel. Het was een van de belangrijkste plaatsen van het verdedigingssysteem dat het Franse grondgebied tegen een inval moest beschermen.
Het Fort van Douaumont, het krachtigste werk van deze versterkte positie, werd in februari 1916 door de Duitsers ingenomen, vanaf het begin van de Slag om Verdun. Het werd acht maanden bezet door de Duitse troepen die het gebruikten als steunpunt voor hun aanvallen. Ondanks verschillende pogingen om het te heroveren werd het fort pas op 24 oktober 1916 opnieuw overgenomen.
Het aantal krijgsgevangenen tijdens de Eerste Wereldoorlog wordt geschat op 7 miljoen, waaronder zo’n 2.400.000 mensen die gevangen worden genomen door de Duitsers. Vanaf het begin van de oorlog wordt de staf van de Kaiser verrast door het aantal gevangenen (125.000 Franse soldaten in september 1914). Vanaf 1915 worden er kampen opgebouwd (bijna driehonderd in totaal), waaronder een aantal in het noorden en het oosten van Frankrijk.
Koude, honger, ziekten, pesterijen, … de detentieomstandigheden van de honderdduizenden gevangenen zijn erg hard. Deze kampen brengen soldaten van verschillende herkomst samen (Frans, Russisch, Brits, Belgisch, Amerikaans, Canadees, Italiaans, enz.), maar ook van verschillende sociale klassen (arbeiders, boeren, ambtenaren, intellectuelen, enz.).
Voor meer informatie:
De Maas was getuige van de grootste militaire inzet van het Amerikaanse leger tijdens de Eerste Wereldoorlog.
De eerste operatie onder leiding van de Amerikanen was de terugdringing van de Saillant van Saint-Mihiel, die plaatsvond van 12 tot 16 september 1918. 216.000 Sammies en 48.000 soldaten ondersteund door 3.000 stuks artillerie, meer dan 1.400 vliegtuigen en 300 tanks drongen de 60.000 Duitsers en Oostenrijkers terug die dit deel van het front bezetten. Het ware succes werd echter vergemakkelijkt door de terugtrekking van het Duitse leger. De Sammies namen 15.000 gevangenen en 750 machinegeweren en 443 kanonnen in beslag, maar moesten echter het verlies van 7.000 manschappen betreuren.
De tweede operatie was het Maas-Argonne-offensief van 26 september tot 11 november 1918. 400.000 Amerikaanse soldaten ondersteund door 2.800 kanonnen, 400 tanks en meer dan 800 vliegtuigen werden gegroepeerd tegen de gevestigde Duitse posities van het massief van de Argonne op de linkeroever van de Maas. Als gevolg van het Duitse verzet en logistieke problemen bleef de Amerikaanse voortgang tot eind oktober 1918 traag.
Tijdens deze operatie verloor het Amerikaanse leger 117.000 manschappen, waarvan 26.000 werden gedood.
Voor meer informatie:
Les Eparges : http://www.lesparge.fr/
De mijnenoorlog is een praktijk die op het hele front van 1914-1918 werd toegepast. Er zijn dan ook verschillende hoogvlakten langs de Maas waar deze vorm van oorlog de landschappen voor altijd heeft getekend.
Zo werd in de Argonne de heuvel van Vauquois opengereten door de ontploffingen van 519 mijnen en bommen die plaatsvonden tussen de lente van 1915 en de maand april 1918. De grootste mijn, geladen met 60 ton Westfalit, ontplofte op 14 mei 1916 en doodde daarbij 108 Franse soldaten. Op de hoogvlakten langs Maas getuigt de krater van Les Éparges van een van de langste mijnenoorlogen in de geschiedenis. Zo’n 130 ontploffingen van mijnen en bommen haalden de grond en de schoot van de hoogvlakte overhoop tussen februari 1915 en augustus 1918.
Het Verdrag van Versailles werd ondertekend in de nasleep van de wapenstilstand en was bedoeld om de Duitsers te doen betalen (in geld en kolen) voor de vernietiging van de oorlog en het lijden van de Franse en Belgische burgers. Het Verdrag voorzag ook in de bezetting door Franse, Britse, Amerikaanse en Belgische strijdkrachten van Duitse regio’s op de linkeroever van de Rijn en een deel van de rechteroever.
De Fransen erfden het grootste bezettingsgebied, dat nog iets groter werd na de terugtrekking van de Amerikaanse soldaten. Het Franse leger van de Rijn werd opgericht in oktober 1919 en telde 100.000 man in het Rijnland en tot 210.000 tijdens de eerste bezetting van het Ruhrgebied.
De Belgen bezetten op hun beurt het gebied tussen Düsseldorf en de Nederlandse grens, met Aken en Krefeld als bruggenhoofd.
In 1918 verspreidt zich een bijzonder virulente en besmettelijke griep (H1N1-stam) over de hele wereld, die bijna 50 miljoen mensen het leven kost (en volgens sommige studies tot 100 miljoen). De epidemie is vermoedelijk afkomstig uit China (en waarschijnlijk door Chinese arbeiders overgebracht naar Europa op het front van de Grote Oorlog) en verspreidt zich massaal in de winter van 1918-1919. In enkele maanden tijd maakt de ziekte meer slachtoffers dan de oorlog zelf.
Door de ontwikkeling van de transportmiddelen rukt het virus bijzonder snel op. In minder dan drie maanden worden alle continenten getroffen. De belangrijkste getroffen gebieden zijn India, China en Europa.
Deze pandemie roept wereldwijd bewustzijn op en zal aan de oorsprong liggen van de oprichting van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO).
De oorlog mobiliseert miljoenen mannen over heel Europa, vooral in Frankrijk en Duitsland, waar hele generaties worden weggevaagd. Tegenover deze situaties, de behoeften van de nationale industrie en het enthousiasme van vrouwelijke kandidaten openen heel wat technische scholen aan het einde van de oorlog hun deuren om vrouwen te onthalen in functies die op dat moment als typisch mannelijk werden ervaren.
Zo organiseert de École Centrale de Paris al in 1917 zijn eerste gemengde klasse, gevolgd door het Institut national d’agronomie (1919), de École superieure d’électricité (1919) en de École de chimie de Paris (1919). In België studeert de eerste vrouwelijke ingenieur in 1924 af aan de Universiteit van Gent.
De Volkenbond wordt opgericht in januari 1920 in aansluiting op het Verdrag van Versailles en wil een internationale organisatie vormen om vreedzame oplossingen uit te werken voor conflicten tussen staten door middel van bemiddeling en de invoering van collectieve sancties tegen de dwarsliggende staten. De door de Amerikaanse president Woodrow Wilson aangemoedigde aanpak is gericht op de bevordering van collectieve onderhandelingen in plaats van geheime diplomatie.
De Volkenbond (die geen eigen strijdkrachten en weinig dwangmiddelen heeft) is echter uitsluitend afhankelijk van de goede wil van de grote mogendheden voor de toepassing van deze resoluties.
Ondanks enkele opmerkelijke successen is de Volkenbond niet in staat om de aanvallen van de Asmogendheden (Duitsland, Italië en Japan) in de jaren dertig te voorkomen.
Met zijn miljoenen doden en de vernietiging die het veroorzaakte, is de Grote Oorlog een groot trauma voor de Europese bevolking. Dit was de laatste, wordt gezegd, de “Der des Ders”. Achtervolgd door deze nachtmerrie en zich bewust van de achteruitgang van het continent (in het bijzonder tegenover de Verenigde Staten en Rusland), proberen mannen en vrouwen met zeer uiteenlopende achtergronden de basis te leggen voor een Europese samenwerking die een duurzame vrede kan garanderen tussen de voormalige oorlogsvoerders.
Aldus ontstaan verschillende projecten, gaande van eenvoudige samenwerkingen tot nauwere verenigingen, zowel op economisch als politiek gebied, met in het bijzonder vanaf 1924 het Dawesplan, het Verdrag van Locarno of het Franse Comité voor Europese samenwerking.
Voor meer informatie:
Op 10 mei 1940 zetten de gepantserde eenheden van Hitler een verrassingsaanval in en vallen ze Luxemburg, Nederland en België binnen met als doel een snel offensief richting Frankrijk om de verdediging van de Maginotlinie te ontwijken. In drie dagen tijd en ondanks het dappere verzet van de Belgische en Nederlandse troepen bereiken de Duitse eenheden met behulp van intensieve luchtbombardementen de Maas op verschillende punten, waaronder Sedan in Frankrijk en Dinant in België.
De planning van deze verrassingsaanval vereist de uittocht van meer dan 500.000 Duitse inwoners van het grensgebied naar zogenaamde veilige gebieden, met name het Franstalige gebied, Thüringen en Hessen. Later zal het oprukken van de Duitse troepen leiden tot de massale exodus van Belgische, Nederlandse, Franse en Luxemburgse bevolkingsgroepen, die getraumatiseerd zijn door de herinnering aan 1914 en zich aansluiten bij de soldatencolonnes die zich terugtrekken om te ontsnappen aan de gevechten onder het vuur van de Duitse bommenwerpers.
Bijna 8 tot 10 miljoen burgers worden op de vlucht gedreven en trekken naar Parijs en het zuidwesten van Frankrijk.
Terwijl over de Grote Oorlog meestal bericht werd door de diensten van de strijdkrachten, werd over de Tweede massaal verslag uitgebracht door journalisten en oorlogsverslaggevers van over de hele wereld. Daarbij hebben heel wat vrouwen naam gemaakt.
Zo waren er ongeveer 120 erkende vrouwelijke oorlogsverslaggevers tijdens het conflict afkomstig uit de hele wereld: de Sovjet-Unie, Frankrijk, Griekenland, Finland, Nederland, Noorwegen, Verenigde Staten en zelfs Zuid-Afrika.
Sommigen van hen zijn zelfs echte mediasterren geworden, zoals de bekende Margaret Bourke-White met haar aviator jacket en Lee Miller, twee Amerikaanse fotografes die de gevechten in Noord-Afrika, Italië, Frankrijk en de Ardennen dekten. In 44-45, van juni tot december, gingen Martha Gellhorn samen met Ernest Hemingway en vooral Iris Carpenter en Lee Carson, bijgenaamd het mooiste meisje in de Slag om de Ardennen, op zoek naar het nieuws zo dicht mogelijk bij de bloedige gevechten van Normandië, Hurgen en de Ardennen. Tegen alle conventies van die tijd in drongen deze vrouwelijke verslaggevers zich op in een soms zeer seksistische mannenwereld en grepen ze de kans aan van een meer open Amerikaanse samenleving.
Bij het naderen van de winter van 1944 trekken de Duitse troepen zich op alle fronten terug, maar op 16 december voert Hitler een verrassingsaanval uit in de Belgische en Luxemburgse Ardennen om de geallieerde linies te doorbreken en de haven van Antwerpen te bereiken waarnaar versterkingen en bevoorrading worden verstuurd. Vanaf 5 uur daalt een stortvloed van vuur neer op de Amerikaanse voorposten in de Ardennen, gevolgd door een aanval van infanterie-eenheden en gepantserde colonnes.
Houffalize (BE), La Roche (BE), St. Vith (BE), Hosingen (LU), Wiltz (LU) en Berle (LU) zijn slechts enkele van de talloze dorpen die grotendeels verwoest worden. Er worden verschillende bloedbaden aangericht, waaronder dat van Baugnez. Op 22 december is Bastenaken omsingeld, maar beschikt het leger van het Reich niet meer over de middelen om zijn ambities waar te maken. De 200.000 Duitse soldaten die gemobiliseerd zijn voor het offensief en ondersteund worden door ongeveer 600 gepantserde voertuigen zullen hun doel nooit bereiken (vooral bij gebrek aan brandstof) en zullen worden gestopt en teruggedrongen door de Geallieerden.
Het laatste offensief van Hitler draait uit op een mislukking.
Voor meer informatie:
Op het kruispunt van de hoofdwegen van de Ardennen vormde Bastenaken een belangrijke etappe, zowel voor de herovering van de veroverde gebieden door de Geallieerden als voor de Duitsers in hun poging om de Amerikaanse en Britse linies in december 1944 te doorbreken. De Amerikaanse parachutisten van de 101st Airborne Division worden op 17 december gealarmeerd over de nazi-aanval en worden met spoed naar de streek van Bastenaken gestuurd om de opmars van de Reichstroepen te stoppen en de belangrijkste toegangswegen van de stad te verdedigen.
Ondertussen hebben de Duitse pantservoertuigen de stad vanuit het noorden en zuiden overspoeld. Bastenaken en haar verdedigers zijn omringd. En terwijl de voorhoede van de aanval in Dinant wordt tegengehouden, besluit de staf van Hitler de “belangrijkste inspanning” te richten op de verovering van Bastenaken. Bijna 3 weken lang, in de sneeuw en de kou, wordt de stad belegerd en schuilt de bevolking in kelders en schuilkelders.
Afgezonderd van hun achterhoede behouden de Amerikaanse strijders hun posities ondanks zeer gewelddadige aanvallen tot de komst van generaal Pattons gepantserde voertuigen die de stad bevrijden en het offensief naar Duitsland overnemen.
Op 26 december 1944 gaat het 3de Amerikaanse leger van generaal Patton de belegerde stad Bastenaken binnen. Om de omsingeling te doorbreken wordt de 26th Infantry Division “Yankee” gestuurd om een doorbraak te maken op het knooppunt Schumannseck en de Duitse troepen ten oosten van Bastenaken de pas af te snijden.
Maar de gevechten zijn hevig en de Amerikaanse strijdkrachten bereiken Schumannseck pas op 30 december 1944. De opmars wordt opnieuw tegengehouden door de hardnekkige verdediging van de Duitse soldaten die zich in het bos hebben verschanst.
Het front is bevroren en meer dan 3 weken lang laait de strijd op en volgen de Amerikaanse aanvallen en Duitse tegenaanvallen elkaar op in het besneeuwde bos van de Ardennen. Er vallen duizenden doden die het slachtoffer worden van man-tegen-mangevechten, kogels van machinegeweren en artillerievuur.
Na de vergelding in Harlange die leidt tot de overgave van bijna de gehele 5de Duitse Parachutedivisie, wordt de stad Wiltz pas op 21 januari 1945 bevrijd en komen de gevechten aan Schumannseck eindelijk ten einde.
Deze veldslagen zijn de dodelijkste op Luxemburgs grondgebied en doen terugdenken aan de tactische positie en het aantal verliezen aan de uitputtingsoorlog van 1914-1918.
De Duitse bezetting betekende het onmiddellijke einde van de onafhankelijkheid van Luxemburg. In juli-augustus 1940 werd het Groothertogdom onder direct Duits bestuur geplaatst en werden alle structuren van de Luxemburgse staat afgeschaft. Door intensieve propaganda probeerden de bezetters de Luxemburgers te overtuigen om het naziregime te steunen. Met uitzondering van enkele collaborateurs heeft de Luxemburgse bevolking zich nooit onderworpen.
Integendeel, hoe langer de bezetting duurde en hoe meer de nazi’s de identiteit van Luxemburg onderdrukten, des te sterker het Luxemburgse verzet werd. In 1941 werden ongeveer tien verzetsorganisaties gevormd om (individueel) tegen de bezetter te vechten. Ze organiseerden bijvoorbeeld de vlucht van de vervolgde politici, steunden de Luxemburgse vluchtelingen na de invoering van de gedwongen rekrutering in de zomer van 1942, lanceerden met succes een algemene staking, enzovoort.
De acties van het actieve Verzet zouden echter veel minder succesvol zijn geweest zonder de steun van de algemene bevolking. Een aantal zeer dappere patriotten gingen ook naar het buitenland om zich bij geallieerde gevechtstroepen aan te sluiten en droegen zo bij aan de bevrijding van het land.
Vanaf januari 1943 werd tijdens de Conferentie van Casablanca van de Geallieerden, toen het Hitler-leger zich op vele fronten terugtrok, het bevel gegeven aan de Amerikaanse en Britse luchtmacht om over te gaan tot de “progressieve vernietiging van het Duitse leger, de industrie en het economische systeem tot hun gewapende verzetscapaciteit dodelijk verzwakt is”.
Er werden vervolgens massale bombardementen georganiseerd door de USAAF (Verenigde Staten) en de RAF (Verenigd Koninkrijk) op de Duitse industriegebieden, met name het Ruhrgebied, direct gevolgd door aanvallen op steden zoals Hamburg, Kassel, Pforzheim, Dresden en Mainz, die bijna volledig vernietigd werden.
Saarbrücken werd ook zwaar gebombardeerd tussen 1942 en 1945, wat bijna de totale vernietiging van de oude stad en ongeveer 11.000 gebouwen veroorzaakte, evenals de dood van zo’n 1.200 mensen.
In de jaren na het einde van de oorlog wilden veel mensen in Europa de politieke omstandigheden scheppen voor een samenwerking tussen Frankrijk en Duitsland om een nieuwe oorlog op het continent te vermijden.
In dit verband stelde Robert Schuman, de Franse minister van Buitenlandse Zaken, op 9 mei 1950 voor om een Europese organisatie op te richten belast met de vereniging van de Franse en Duitse kool- en staalproducties, twee van de belangrijkste industrieën van die tijd, met als sleutelidee: een oorlog “niet alleen ondenkbaar maar ook materieel onmogelijk” maken.
Geïnspireerd door Jean Monnet, de eerste commissaris voor het Plan, leidde deze grondtekst in de geschiedenis van de opbouw van Europa tot de ondertekening op 18 april 1951 van het Verdrag van Parijs, waarmee de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal opgericht werd tussen zes Europese staten (Frankrijk, de Bondsrepubliek Duitsland, Italië, België, Luxemburg en Nederland).
Recent onderzoek buigt zich over een ongekend verhaal, dat van gezinnen die zwaar getroffen werden door de oorlogen die onverbiddelijk chaos, wreedheden en sociale crises voortbrachten. Deze studies analyseren levensverhalen van koppels die van elkaar gescheiden werden en vrouwen die geweld, verlies en de dood hebben doorstaan (correspondentieanalyse). Nog andere onderzoekers bespreken het verhaal van “oorlogskinderen” die tijdens of kort na de conflicten geboren werden. Het zijn kinderen die door liefde verwekt werden of geboren werden als gevolg van verkrachting door vijandige soldaten (en “Moffenmeiden”) of geallieerde strijders (soms van gekleurde afkomst). Maar ook het verhaal van kinderen van gevangenen die naar Duitsland werden gebracht of arbeiders die werden opgeëist door de Service du travail obligatoire (Verplichte Werkdienst). Deze “kinderen van de oorlog” werden het slachtoffer van familiegeheimen, ongemakkelijke stiltes, verlating, wrok, racistische opmerkingen en soms zelfs pesterijen en moord. Velen gaan op zoek naar een identiteit, een moeizame zoektocht langs de ontdekking van “een verborgen brief, een vergeten foto…”, en verschillende bronnen. Het gaat om mondelinge en schriftelijke bronnen die steeds vaker gedigitaliseerd worden: bevolkingsregisters, militaire registers, militaire dossiers en overlijdensregisters, reportages en interviews met getuigen, … Dat gebeurt eindelijk met dank aan internationale verenigingen (BOW: het internationaal netwerk van oorlogskinderen) of oproepen op de sociale netwerken.
Bovendien hebben multidisciplinaire wetenschappelijke studies (archeologie, antropologie en genetische identificatie, …) uitgevoerd na de ontdekking van overblijfselen van soldaten het mogelijk gemaakt om de mysteries van niet-geïdentificeerde onbekenden te achterhalen, wiens verhaal kan worden opgespoord via bepaalde voorwerpen (jasknopen, naamplaatjes, gegraveerde armbanden en horloges, …) en moleculaire analyses (DNA) van de botten, de tanden, het haar, … of zelfs de mond- en tandverzorging.